ECLI:NL:HR:2010:BM0897

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02427
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de nietigheid van overeenkomsten in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten. De verzoeksters tot cassatie, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De kern van het geschil betrof de vraag of de door de gemeente Leerdam ingeroepen nietigheid van overeenkomsten, op basis van artikel 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten, ook van toepassing was op een krediethypotheek. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de relevante feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij verwezen werd naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeksters verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de nietigheid van overeenkomsten in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

21 mei 2010
Eerste Kamer
09/02427
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoekster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
DE GEMEENTE LEERDAM,
zetelende te Leerdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] c.s. en de Gemeente, verzoeksters tot cassatie ieder afzonderlijk ook als [verzoekster 1] en [verzoekster 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 70426/HA RK 07-2042 van de rechtbank Dordrecht van 19 december 2007 en 7 mei 2008,
b. de beschikking in de zaken 200.010.907/01 en 200.012.812/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 maart 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoekster] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 mei 2010.