ECLI:NL:HR:2010:BM0897
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van overeenkomsten in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten. De verzoeksters tot cassatie, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De kern van het geschil betrof de vraag of de door de gemeente Leerdam ingeroepen nietigheid van overeenkomsten, op basis van artikel 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten, ook van toepassing was op een krediethypotheek. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de relevante feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij verwezen werd naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeksters verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de nietigheid van overeenkomsten in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.