ECLI:NL:HR:2010:BM0454
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Verenigbaarheid van navorderingsaanslag met EG-recht inzake buitenlandse tegoeden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verenigbaarheid van een navorderingsaanslag met het Europese recht. De zaak betreft een belastingplichtige, aangeduid als X, die in cassatie ging tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De kern van de zaak draait om de vraag of een lidstaat een langere navorderingstermijn mag toepassen voor buitenlandse tegoeden die zijn verzwegen, in vergelijking met binnenlandse tegoeden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die hebben vastgesteld dat de artikelen 49 en 56 EG zich niet verzetten tegen een langere navorderingstermijn, mits er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van de buitenlandse tegoeden. De Hoge Raad concludeert dat de belastingautoriteiten van een lidstaat een langere termijn mogen hanteren voor buitenlandse tegoeden, mits dit in overeenstemming is met het beginsel van evenredigheid. De uitspraak benadrukt ook dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, niet wordt overschreden, ondanks de tijd die is verstreken voor het verkrijgen van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie. De Hoge Raad heeft de Minister van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de cassatieprocedure, en het griffierecht van de belanghebbende vastgesteld op € 105. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de belastingheffing en de rechtsbescherming van belastingplichtigen in Nederland.