ECLI:NL:HR:2010:BL8622

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04549
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kinderalimentatie en financiële draagkracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, waarin de alimentatieverplichting werd vastgesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Almelo en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De centrale vraag in deze procedure was of de financiële draagkracht van de alimentatieplichtige, in dit geval de man, uitsluitend door zijn inkomen wordt bepaald of ook door zijn vermogen. De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of van de alimentatieplichtige kan worden gevergd dat hij inteert op zijn vermogen, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, met betrekking tot zowel de draagkracht als de behoefte van de alimentatiegerechtigde. De Hoge Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden vereist zijn om te oordelen over de draagkracht van de alimentatieplichtige. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

23 april 2010
Eerste Kamer
09/04549
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 95032/FA RK 08-801 van de rechtbank Almelo van 13 augustus 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.018.641 van het gerechtshof te Arnhem van 11 augustus 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 april 2010.