ECLI:NL:HR:2010:BL7040

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01118
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgangsregeling bij gezamenlijke gezagsuitoefening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 16 december 2008, waarin de omgang met de kinderen was geschorst voor de duur van een jaar. De moeder, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep van de vader te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Almelo en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent concludeerde dat de uitoefening van het recht op omgang van de vader met de kinderen voor de duur van een jaar was geschorst, en dat de beschikking van het hof in zoverre diende te worden vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vader, waarmee de beschikking van het gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van het kind in de context van omgangsregelingen en de mogelijkheden voor tijdelijke schorsing van het omgangsrecht bij gezamenlijke gezagsuitoefening.

Uitspraak

7 mei 2010
Eerste Kamer
09/01118
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 79759/FA RK 06-505 van de rechtbank Almelo van 11 juli 2007 en 6 augustus 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.018.065 van het gerechtshof te Arnhem van 16 december 2008.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt ertoe dat de Hoge Raad verstaat dat de uitoefening van het recht op omgang van de vader met de kinderen is geschorst voor de duur van een jaar vanaf 16 december 2008, en de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 16 december 2008 in zoverre vernietigt.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 12 maart 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 mei 2010.