ECLI:NL:HR:2010:BL6771
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis inzake motorrijtuigenverzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in Zutphen. De aanvrager, geboren in 1945 en wonende te [woonplaats], had een verzoek ingediend op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De aanvrage was gericht tegen een veroordeling voor het niet in stand houden van een verzekering voor een motorrijtuig, gepleegd op 22 juni 2005. De aanvrager stelde dat eerdere rechterlijke uitspraken niet overeenkwamen met de veroordeling en dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens de eerdere zittingen.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep op artikel 457, eerste lid onder 1°, Sv faalde, omdat de eerdere uitspraken geen bewezenverklaringen bevatten die in strijd waren met de veroordeling van de Kantonrechter. Daarnaast werd het beroep op artikel 457, eerste lid onder 2°, Sv afgewezen. De Hoge Raad herhaalde dat de verplichting tot het in stand houden van een verzekering voor een motorrijtuig niet vervalt wanneer het voertuig total-loss is verklaard, en dat de kentekenhouder verzekeringsplichtig blijft zolang er een kenteken is afgegeven.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Aben was dat de aanvrage tot herziening afgewezen moest worden. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en wees de aanvrage tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt de strikte interpretatie van de verzekeringsplicht onder de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en de voorwaarden waaronder herziening van een uitspraak kan plaatsvinden.