ECLI:NL:HR:2010:BL6439
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over genietingsmoment gelegateerde rente in inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999, die na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Het Gerechtshof te Leeuwarden had eerder de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar deze werd op zijn beurt weer vernietigd door de Hoge Raad, die de zaak ter verdere behandeling verwees naar het Gerechtshof te Arnhem. Uiteindelijk heeft het Gerechtshof te Amsterdam het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 maart 2010 het beroep in cassatie gegrond verklaard. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 80.724 (€ 36.631). De Hoge Raad oordeelde dat het legaat dat belanghebbende had verkregen, niet eerder kon worden geïnd voordat de afgifte van het legaat had plaatsgevonden. Dit betekent dat de rentevordering pas in 2000 kon worden genoten, en niet in het jaar 1999, zoals het Hof had geoordeeld.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor de eerdere hoven. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van het genietingsmoment van gelegateerde rente in het kader van de inkomstenbelasting, en bevestigt dat de legataris de rente niet kan vorderen voordat hij de schuldeiser van die vordering is geworden.