ECLI:NL:HR:2010:BL6186

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03739
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en cassatietermijn in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [verzoeker] tegen de Staat der Nederlanden. Het cassatieberoep was gericht tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 juni 2009. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking en stelt vast dat het cassatierekest aan de beschikking is gehecht. De Staat der Nederlanden heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de zaak enkel op basis van het cassatierekest en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda werd beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 426 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen beschikkingen beroep in cassatie kan worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. De Rijkswet op het Nederlanderschap schrijft geen afwijkende cassatietermijn voor en kent ook geen afwijkende bepaling omtrent het aanvangstijdstip voor de cassatietermijn. In dit geval verstreek de cassatietermijn op 4 september 2009, terwijl het verzoekschrift pas op 15 september 2009 ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen. Hierdoor is het cassatieberoep te laat ingesteld.

De Hoge Raad concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheren, waarbij de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens de uitspraak deed. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van cassatieberoepen en de strikte toepassing van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

23 april 2010
Eerste Kamer
09/03739
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.H. Dormeier,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het navolgende stuk:
a. de beschikking in de zaak 307968/HA RK 08-347 van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 juni 2009.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in diens cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv. kan tegen beschikkingen beroep in cassatie worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Aangezien de Rijkswet op het Nederlanderschap geen afwijkende cassatietermijn voorschrijft en ook geen afwijkende bepaling kent omtrent het aanvangstijdstip voor de cassatietermijn, is art. 426 lid 1 Rv. op het onderhavige cassatieberoep van toepassing.
De cassatietermijn verstreek in het onderhavige geval op 4 september 2009. Het verzoekschrift is op 15 september 2009 ingekomen ter griffie van de Hoge Raad, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld.
Verzoeker zal derhalve in zijn cassatieverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 april 2010.