ECLI:NL:HR:2010:BL5645
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 29 april 2008, met nummer 21/003488-07. De verdachte, geboren in 1961, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. G.F.M.G. Heutink uit Apeldoorn. De advocaat heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat het cassatieberoep niet gegrond is.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. Volgens artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) is er geen verdere motivering nodig, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de ontwikkeling van het recht. Dit betekent dat de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak niet verder behandeld hoeft te worden.
Op 20 april 2010 heeft de Hoge Raad het arrest gewezen, waarbij het beroep van de verdachte werd verworpen. De uitspraak werd gedaan door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen. De waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg was ook aanwezig bij de uitspraak. Dit arrest bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en sluit de mogelijkheid van cassatie af.