ECLI:NL:HR:2010:BL1708
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in cassatie tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, zoals geregeld in artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal bij het Hof had gevorderd dat de raadkamer verlof verleent tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 1095 dagen. De Hoge Raad oordeelt dat, volgens artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering, het openbaar ministerie slechts beroep in cassatie kan instellen tegen beschikkingen voor zover de vordering niet is toegewezen. In dit geval was de vordering van de Advocaat-Generaal toegewezen, wat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad concludeert dat er geen grond is voor een extensieve interpretatie van artikel 577c Sv die het openbaar ministerie een ruimere mogelijkheid tot beroep zou bieden dan de tekst van de wet toelaat. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het middel buiten bespreking blijft en dat de Advocaat-Generaal niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.