ECLI:NL:HR:2010:BL1124

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03349
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoeker, die op 24 september 2007 door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken. De rechtbank benoemde een bewindvoerder en een rechter-commissaris. Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank, na een tussenvonnis van 18 maart 2009, bij eindvonnis van 13 mei 2009 de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd. Verzoeker ging in hoger beroep tegen dit eindvonnis bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 18 augustus 2009 het vonnis bekrachtigde. Hierna heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 5 maart 2010 door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann.

Uitspraak

5 maart 2010
Eerste Kamer
09/03349
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 24 september 2007 van de rechtbank Amsterdam is ten aanzien van [verzoeker] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van een bewindvoerder en een rechter-commissaris.
Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank, na een tussenvonnis van 18 maart 2009, bij eindvonnis van 13 mei 2009 de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd.
Tegen het eindvonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 18 augustus 2009 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 maart 2010.