ECLI:NL:HR:2010:BL0637

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00661 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens gebrek aan belang in beslagzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van klager, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep was gericht tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 11 december 2008, waarin klaagschriften van de klager tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen ongegrond waren verklaard. De klager, geboren in 1951 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland', had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. N. Hendriksen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klager geen belang meer had bij het cassatieberoep, omdat er reeds een (nog niet onherroepelijk) vonnis was gewezen over het beslag. Dit vonnis, gedateerd 21 januari 2009, bevatte beslissingen over de inbeslaggenomen voorwerpen en had invloed op de ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad concludeerde dat, gezien de beslissingen in de strafzaak, er geen ruimte meer was voor een (andersluidende) beslissing op de klaagschriften van de klager.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor klagers om aan te tonen dat zij belang hebben bij hun beroep. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk verklaarde in zijn cassatieberoep. De beslissing werd genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.

Uitspraak

16 maart 2010
Strafkamer
nr. 09/00661 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, van 11 december 2008, nummers RK 08/4269 en RK 08/4270, op klaagschriften als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Almere-Binnen" te Almere.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. N. Hendriksen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank van 11 december 2008 waarbij klaagschriften van de klager strekkende tot teruggave van onder de klager inbeslaggenomen voorwerpen ongegrond zijn verklaard.
2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een verkort vonnis van 21 januari 2009 van de Rechtbank te Amsterdam in de strafzaak tegen de klager. Dit vonnis houdt, voor zover hier van belang, beslissingen in ten aanzien van onder de klager inbeslaggenomen voorwerpen, strekkende tot onttrekking aan het verkeer en teruggave aan hem.
2.3. Deze beslissingen omtrent het beslag in de strafzaak betekenen dat de klager, die teruggave heeft verzocht van de voorwerpen ten aanzien waarvan in voormeld vonnis is beslist, geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank van 11 december 2008, waarin zijn beklag ongegrond is verklaard. In de bestreden beschikking is immers naar zijn aard een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter dienaangaande. Door die beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen de klager kan op de bestaande klaagschriften geen (andersluidende) beslissing meer volgen. De klager dient daarom in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2010.