ECLI:NL:HR:2010:BK8490
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en vermindering van de opgelegde gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1973, had beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. D. Moszkowicz. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, die werd verminderd tot 29 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat er meer dan twee jaren waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden. Dit resulteerde in de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden.
De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden aanwezig waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, en besloot op basis van de overwegingen dat de straf moest worden verminderd. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier, en werd op dezelfde dag uitgesproken.