ECLI:NL:HR:2010:BK8484
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en cassatieprocedure in strafrechtelijke zaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 april 2007, met nummer 20/002261-06. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geboren in 1950 en wonende te [woonplaats]. Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die in zijn schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. Deze schriftuur is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Advocaat-Generaal niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
De raadsman van de betrokkene, mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, heeft het beroep tegengesproken. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 juli 2009, LJN BI2307, NJ 2009, 422, behoeft dit, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering. Het middel noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken op 16 februari 2010.