ECLI:NL:HR:2010:BK5619
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het Salduz-verweer en het recht op een eerlijk proces
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1986 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Achterhoek', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De kern van de zaak betreft het Salduz-verweer, waarbij de verdachte aanvoert dat zijn verklaring, afgelegd bij de politie op 27 augustus 2007, niet had mogen worden gebruikt in de bewijsvoering. Hij stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen, wat in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad oordeelde dat de klacht over het gebruik van de verklaring niet eerder aan het Hof was voorgelegd. Dit betekent dat het verweer niet voor het eerst in cassatie kon worden aangevoerd, omdat dit een feitelijk onderzoek zou vereisen. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie om deze beslissing te onderbouwen. De conclusie van de Advocaat-Generaal Aben was om het beroep te verwerpen, en de Hoge Raad volgde deze conclusie.
Uiteindelijk werd het beroep van de verdachte verworpen, en de uitspraak van het Gerechtshof bleef in stand. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig aanvoeren van verweren in de rechtsgang en de beperkingen die gelden voor het aanvoeren van nieuwe argumenten in cassatie.