ECLI:NL:HR:2010:BK4171
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake strafzaak tegen verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 28 januari 2008 is gewezen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 19 januari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden, zoals vereist volgens artikel 81 RO.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit was het geval omdat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Ondanks deze overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad geen rechtsgevolg aan deze constatering verbonden, gezien de opgelegde taakstraf aan de verdachte, die bestond uit een werkstraf van veertig uren of, subsidiair, twintig dagen jeugddetentie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.