ECLI:NL:HR:2010:BK3531

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en vermindering van de gevangenisstraf

Op 5 januari 2010 deed de Hoge Raad uitspraak in een cassatiezaak met nummer 08/03970, waarbij de verdachte, geboren in 1986, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, in cassatie ging tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 december 2007. De verdachte was vertegenwoordigd door mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem, die een middel van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de strafoplegging betreft en tot verlaging van de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren moest worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en bepaalde dat deze drie jaren en zeven maanden zou bedragen. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak werd gedaan door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

5 januari 2010
Strafkamer
nr. 08/03970
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 december 2007, nummer 22/001102-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de strafoplegging betreft en tot verlaging van de opgelegde straf.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze drie jaren en zeven maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 5 januari 2010.