ECLI:NL:HR:2010:BI1196
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en optieverplichting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda, die op 2 april 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende had verminderd. De zaak betreft een calloptie die in 2000 werd verleend op een onroerende zaak, welke optie in 2002 werd uitgeoefend. De Rechtbank had geoordeeld dat de optieverplichting niet als een vermogensbestanddeel of schuld in de zin van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 kon worden aangemerkt, en had de Inspecteur in het ongelijk gesteld. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen op 24 maart 2009 concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de optieverplichting wel degelijk tot het werkzaamheidsvermogen van belanghebbende behoort en dat de Inspecteur terecht de boekwaarde van de vrijgevallen verplichting tot het inkomen van belanghebbende heeft gerekend. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank, maar handhaafde de aanslag zoals deze na ambtshalve vermindering was komen te luiden. Dit arrest is gewezen op 22 januari 2010 en is openbaar uitgesproken door de vice-president D.G. van Vliet, samen met de andere rechters.