ECLI:NL:HR:2009:BK2964
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Aanwijzing van een gerecht voor vervolging en berechting van een rechterlijk ambtenaar
In deze beschikking van de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 10 november 2009, wordt een verzoek behandeld van de Hoofdofficier van Justitie te 's-Gravenhage. Het verzoek betreft de aanwijzing van een rechtbank voor de vervolging en berechting van een betrokkene die zich schuldig zou hebben gemaakt aan strafbare feiten. De zaak is aanhangig gemaakt op basis van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat bepaalt dat een rechterlijk ambtenaar in bepaalde gevallen niet door de eigen rechtbank kan worden vervolgd. De betrokkene was ten tijde van de in de aangifte bedoelde feiten rechterlijk ambtenaar, wat de noodzaak voor een andere rechtbank onderstreept.
De Procureur-Generaal, vertegenwoordigd door Fokkens, heeft geconcludeerd dat het verzoek tot aanwijzing van een andere rechtbank voor de vervolging en berechting van de betrokkene toewijsbaar is. De Hoge Raad heeft de Rechtbank te Utrecht aangewezen als het gerecht waar de vervolging en berechting van de zaak zal plaatsvinden, indien het Openbaar Ministerie dit nodig acht. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de vice-president en de raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier. De beschikking benadrukt het belang van een onafhankelijke en onpartijdige rechtsgang, vooral in zaken waarbij rechterlijke ambtenaren betrokken zijn.