ECLI:NL:HR:2009:BK0869

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05269
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot echtscheiding in appel na niet-bestreden verzoek in eerste aanleg

In deze zaak heeft de man op 7 februari 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het verzoek om echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken. De vrouw heeft dit verzoek niet bestreden, maar heeft zelf een zelfstandig verzoek ingediend met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft op 19 maart 2008 de echtscheiding uitgesproken en verdere beslissingen aangehouden. De vrouw heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waarbij zij verzocht heeft de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek tot echtscheiding alsnog af te wijzen. Het hof heeft op 25 september 2008 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld, maar de man heeft geen verweer gevoerd.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 11 december 2009 geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand is gebleven.

Uitspraak

11 december 2009
Eerste Kamer
08/05269
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 februari 2007 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
De vrouw heeft het verzoek tot echtscheiding niet bestreden en tevens een zelfstandig verzoek, met nevenvoorzieningen, ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 19 maart 2008 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek tot echtscheiding alsnog af te wijzen. De man heeft verweer gevoerd.
Bij beschikking van 25 september 2008 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweer gevoerd.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 december 2009.