ECLI:NL:HR:2009:BK0153
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van appel in civiele procedure
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 12 augustus 2005 verweerder, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank Arnhem. Eiser vorderde onder andere de terugbetaling van een bedrag van € 33.579,73, met rente en kosten, en een bedrag van € 38.571,32, dat verweerder had verkregen door de verkoop van een in consignatie gegeven boot. Daarnaast vorderde eiser € 12.878,97 aan buitengerechtelijke kosten. Verweerder heeft de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft na tussenvonnissen op 9 november 2005 en 22 februari 2006 bij eindvonnis op 22 november 2006 verweerder veroordeeld tot betaling van € 38.571,32, met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, waarop eiser incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 13 mei 2008 in het principaal appel de vonnissen van de rechtbank vernietigd wat betreft de vordering van eiser tot betaling van € 38.571,32 en deze vordering afgewezen. In het incidenteel appel heeft het hof de vonnissen bekrachtigd voor wat betreft de vordering tot betaling van € 27.226,81 met rente. Eiser heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld, waarop verweerder heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 3.301,07, waarvan € 3.186,07 aan de Griffier en € 115,-- aan verweerder. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering vereist is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.