ECLI:NL:HR:2009:BJ9930

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03512
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit in verband met een hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te [woonplaats], was in cassatie gegaan tegen de bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit, gepleegd in de periode van 8 maart 2006 tot en met 28 maart 2006. Het Hof had geoordeeld dat de verklaring van de verdachte, dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij 'gewoon via de meter liep', ongeloofwaardig was. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststellingen van het Hof, waaronder het feit dat de verzegelingen van de elektriciteitsmeter waren verbroken en dat er een illegale elektriciteitskabel was aangelegd naar de kwekerij.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het oordeel van het Hof zelfstandig was gedragen door de inhoud van de bewijsmiddelen en de vaststellingen die het Hof had gedaan. De verdachte had geen belang bij de overige klachten over de bewijsmotivering, aangezien het bewezenverklaarde feit op zichzelf al voldoende was onderbouwd.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak voor verdachten om hun verklaringen te onderbouwen met bewijs, vooral in zaken waar illegale activiteiten zoals hennepteelt en diefstal van elektriciteit aan de orde zijn. De zaak benadrukt ook de rol van de rechterlijke macht in het beoordelen van de geloofwaardigheid van verklaringen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering.

Uitspraak

8 december 2009
Strafkamer
Nr. 08/03512
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 februari 2008, nummer 22/007358-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 12 tenlastegelegde, de strafoplegging voor het onder 6, 7, 9, 11 en 12 bewezenverklaarde en de vordering van de benadeelde partij en tot terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak, teneinde deze op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te berechten en af te doen, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd tot de bewezenverklaring van feit 12 is gekomen.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 12 bewezenverklaard dat:
"een onbekend gebleven persoon in de periode van 8 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan de [a-straat] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [A] B.V., tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 8 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te [plaats] opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon voornoemd pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van bevindingen van een opsporingsambtenaar, inhoudende als zijn relaas:
"Op 28 maart 2006 stelde ik een onderzoek in een houten gebouwtje op het erf van [verdachte] in, op het perceel [a-straat 1] te [plaats], achter zijn woonwagen. Ik zag dat het gebouw uit twee gescheiden delen bestond. Ik zag dat in de tweede ruimte een weedkwekerij in bedrijf was. Ik zag dat in deze ruimte een grote hoeveelheid weedplanten gekweekt werd."
b. een proces-verbaal van bevindingen van opsporingsambtenaren, inhoudende als hun relaas:
"Op 28 maart 2006 werden in het houten gebouwtje op het erf van [verdachte], wonende aan de [a-straat 1] te [plaats], 113 hennepplanten in beslag genomen. Er werden 5 hennepplanten in beslag genomen en aangeboden aan de Technische Recherche voor nader onderzoek."
c. een proces-verbaal van bevindingen van een opsporingsambtenaar, inhoudende als zijn relaas:
"Op 28 maart 2006 werden door mij via [verbalisant 1] 5 planten ontvangen. Ik heb deze middels de Narcotest Disposakit nr. 8 getest. De planten reageerden positief op de aanwezigheid van hennep."
d. een proces-verbaal van politie, inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe namens de benadeelde [A] B.V. aangifte van diefstal van elektriciteit. Benadeelde gaf niemand het recht of de toestemming het feit te plegen. Op 28 maart 2006 kwam ik aan bij het pand [a-straat 1] te [plaats]. Mij werd verzocht de elektriciteitsvoorziening te controleren. Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [A] B.V. en elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Bij nadere controle van de elektriciteitsmeter zag ik dat de van fabriekswege aangebrachte verzegelingen aan het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter verbroken en verwijderd waren. Ik zag dat de verzegelingen die nu waren aangebracht met lijm weer aan elkaar gelijmd waren. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de groepenkast een vieraderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij van elektriciteit werd voorzien. De in de kwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 21 dagen oud."
e. de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
"Ik weet dat er in een houten gebouwtje op mijn perceel aan de [a-straat] te [plaats] een hennepkwekerij in werking was. Het was de slaapkamer van mijn zoon. De kwekerij is van iemand die ik goed ken."
3.2.3. Voorts bevat de bestreden uitspraak de volgende bewijsoverweging:
"De verdachte heeft steeds ontkend dat de stroom voor de hennepkwekerij illegaal werd afgetapt en gesteld dat deze gewoon via de meter liep. Het hof acht deze verklaring - gelet op het feit dat uit het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2006 (nr. PL1810/06-036951) blijkt dat de van fabriekswege aangebrachte verzegelingen aan het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter in de woning van de verdachte waren verbroken en verwijderd en dat er aan de bovenzijde van de groepenkast een vier-aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst (cursivering Hof) die uitkwam in een onderverdeelinrichting van waaruit de hennepkwekerij van elektriciteit werd voorzien - ongeloofwaardig. Het hof acht dus bewezen dat er sprake is geweest van diefstal van energie.
Het hof is van oordeel dat de verdachte zich, door aan een onbekend gebleven persoon een pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen, heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die persoon zich aan diefstal van energie zou schuldig maken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit."
3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat ongeloofwaardig is de verklaring van de verdachte dat de elektriciteit die werd verbruikt door de op zijn terrein in werking zijnde hennepkwekerij, met de aanwezigheid waarvan de verdachte bekend was, "gewoon via de meter liep". Dat feitelijke oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op 's Hofs vaststelling dat in de woning van de verdachte de van fabriekswege aangebrachte verzegelingen aan het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter waren verbroken en verwijderd en dat er aan de bovenzijde van de groepenkast een vier-aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst die uitkwam in een onderverdeelinrichting van waaruit de hennepkwekerij van elektriciteit werd voorzien.
Voorts is 's Hofs kennelijke oordeel dat in een geval als het onderhavige mag worden aangenomen dat de verdachte bekend is met aanpassingen, zoals hiervoor omschreven, aan een zich in zijn eigen woning bevindende elektriciteitsinstallatie, niet onbegrijpelijk.
3.4. Het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit, wordt zelfstandig gedragen door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in samenhang met de hiervoor onder 3.3 bedoelde vaststellingen van het Hof, zodat de verdachte belang mist bij de overige klachten inzake de bewijsmotivering.
3.5. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 8 december 2009.