ECLI:NL:HR:2009:BJ9620

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13217
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank te Haarlem heeft op 24 mei 2007 het beroep van belanghebbende tegen deze uitspraak eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, maar de Rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat belanghebbende de gronden van het beroep niet binnen de gestelde termijn had ingediend. Deze uitspraak is aan het arrest gehecht.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, maar deze conclusie werd door de Hoge Raad niet in behandeling genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten zich niet richtten tegen het oordeel van de Rechtbank over de termijn voor het indienen van de gronden van het beroep, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.

Uitspraak

Nr. 07/13217
18 december 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 11 oktober 2007, nr. AWB 07/2301, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De Rechtbank te Haarlem heeft bij uitspraak van 24 mei 2007 (nr. AWB 07/2301) het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat belanghebbende de gronden van het beroep niet binnen de door de Rechtbank gestelde termijn heeft ingediend. Die uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 31 augustus 2009 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten, die zich niet richten tegen het oordeel van de Rechtbank dat belanghebbende de gronden van het beroep niet binnen de door de Rechtbank gestelde termijn heeft ingediend, kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2009.