ECLI:NL:HR:2009:BJ9438

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02537
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoekster 1] en [verzoeker 2], zich tot de rechtbank te 's-Gravenhage gewend met het verzoek om vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten. Dit verzoek is ingediend op 16 december 2005. De rechtbank heeft op 13 maart 2008 het verzoek afgewezen, waarna verzoekers in cassatie zijn gegaan. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft in zijn verweer het verzoek afgewezen en verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 4 december 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekers verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

4 december 2009
Eerste Kamer
08/02537
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoeker 2],
wonende te [woonplaats], Suriname,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R. Dhalganjansing,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Justitie,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 16 december 2005 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift hebben [verzoeker] c.s. zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten.
De Staat heeft bij brief van 5 december 2007 zijn standpunt met betrekking tot het verzoek kenbaar gemaakt.
Na mondelinge behandeling heeft de rechtbank bij beschikking van 13 maart 2008 het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank hebben [verzoeker] c.s. op de voet van art. 18 lid 2 RWN beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 december 2009.