ECLI:NL:HR:2009:BJ9266
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan Marokko met betrekking tot drugstransporten
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Marokko, die betrokken zou zijn bij drugstransporten op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht van 10 april 2009, waarin de uitlevering toelaatbaar werd verklaard. De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. T.E. Korff en mr. J.M. Rammelt. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak in strijd is met artikel 28 van de Uitleveringswet, omdat deze niet voldoende duidelijk de feiten vermeldt die de uitlevering rechtvaardigen.
De Hoge Raad herstelt het verzuim en verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten die zijn omschreven in het internationaal arrestatiebevel van 6 oktober 2008 en de aanvullende informatie van de Marokkaanse autoriteiten. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd voor wat betreft de onduidelijkheid over de feiten, maar het beroep wordt voor het overige verworpen. De zaak benadrukt het belang van duidelijke en volledige vermelding van feiten in uitleveringsprocedures, om te voldoen aan de wettelijke vereisten en om de rechtsbescherming van de opgeëiste persoon te waarborgen.