ECLI:NL:HR:2009:BJ8724
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de gevolgen van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de aanspraak op vervallen deel overhevelingstoeslag
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ABN AMRO BANK N.V. en een ex-werknemer, aangeduid als [verweerder]. De ex-werknemer had ABN AMRO gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam, waarbij hij vorderingen had ingesteld op basis van een vaststellingsovereenkomst die op 26 maart 1999 was gesloten. De ex-werknemer vorderde onder andere schadevergoeding voor het niet voldoen aan de aanvullingsrichtlijnen en voor het wegvallen van de overhevelingstoeslag als gevolg van de Wet brutering overhevelingstoeslag. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 22 juli 2005 en een eindvonnis van 27 januari 2006 de vorderingen van de ex-werknemer grotendeels toegewezen. ABN AMRO heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 november 2007 de vonnissen van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Hierop heeft ABN AMRO cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en ABN AMRO in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de ex-werknemer op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan op 13 november 2009 door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk.