ECLI:NL:HR:2009:BJ8380

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00390/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het hof, dat op 26 augustus 2005 was uitgesproken. De kern van de zaak betrof de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte sinds 23 mei 2005 stond ingeschreven op een adres in de gemeente 's-Gravenhage. De dagvaarding in hoger beroep was echter niet op de juiste wijze betekend, zoals vereist door artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad concludeerde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet overeenkomstig de wettelijke vereisten was betekend. Dit oordeel was in strijd met de beslissing van het Gerechtshof, dat had geoordeeld dat de dagvaarding geldig was betekend.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Gerechtshof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van een onjuiste betekening voor de rechtsgeldigheid van de procedure. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om de wettelijke vereisten voor betekening strikt na te leven, om te voorkomen dat verdachten onterecht in hun rechten worden benadeeld.

De zaak is behandeld door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
Nr. 00390/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 augustus 2005, nummer 22/007588-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de betekening van de appeldagvaarding.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
- de dagvaarding in hoger beroep is, na op 20 mei 2005 tevergeefs te zijn aangeboden aan het laatst bekende adres van de verdachte - het adres dat in de appelakte was opgegeven - aan de [a-straat 1] te [woonplaats] en na op 30 mei 2005 te zijn teruggezonden aan de afzender, op 6 juni 2005 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is";
- de appeldagvaarding is als gewone brief verzonden naar het adres [a-straat 1] te [woonplaats];
- blijkens een "GBA-overzicht" van 6 juni 2005 was van de verdachte op die datum geen adres bekend;
- zowel het vonnis in eerste aanleg als de bestreden uitspraak is bij verstek gewezen.
Bij zijn onderzoek naar de naleving van het bepaalde in art. 435, eerste lid, Sv heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verdachte sinds 23 mei 2005 stond ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage op het adres [b-straat 1]. Daaruit volgt dat de dagvaarding in hoger beroep niet is betekend overeenkomstig art. 588 Sv zodat die dagvaarding nietig is. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend, is daarom onjuist.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.