ECLI:NL:HR:2009:BJ8380
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het hof, dat op 26 augustus 2005 was uitgesproken. De kern van de zaak betrof de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte sinds 23 mei 2005 stond ingeschreven op een adres in de gemeente 's-Gravenhage. De dagvaarding in hoger beroep was echter niet op de juiste wijze betekend, zoals vereist door artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad concludeerde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet overeenkomstig de wettelijke vereisten was betekend. Dit oordeel was in strijd met de beslissing van het Gerechtshof, dat had geoordeeld dat de dagvaarding geldig was betekend.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Gerechtshof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van een onjuiste betekening voor de rechtsgeldigheid van de procedure. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om de wettelijke vereisten voor betekening strikt na te leven, om te voorkomen dat verdachten onterecht in hun rechten worden benadeeld.
De zaak is behandeld door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.