ECLI:NL:HR:2009:BJ7251

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00381 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en huurprijsverlaging in het kader van hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 08/00381 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2007. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1962, werd beschuldigd van het faciliteren van een hennepkwekerij door het verlagen van de huurprijs voor een woning in ruil voor het watergeven aan hennepplanten.

De betrokkene had verklaard dat de huurprijs voor de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats] oorspronkelijk € 800,- per maand bedroeg, maar dat deze was verlaagd naar € 200,- per maand tijdens de periode dat de hennepkwekerij actief was. In ruil voor deze lagere huurprijs gaf de huurder, [betrokkene 1], de hennepplanten water en ontving zij een vergoeding van € 1.500,- per geslaagde oogst. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat de huurder daadwerkelijk minder huur had betaald, gezien de tegenstrijdige verklaringen van de betrokkene over de huurprijs en de vergoedingen.

De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar de Hoge Raad heeft het beroep verworpen. Het oordeel van het Hof werd bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de betrokkene geen nader bewijs had aangedragen ter ondersteuning van haar stelling dat de huurprijs was verlaagd. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

3 november 2009
Strafkamer
nr. 08/00381 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2007, nummer 22/005153-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof dat de betrokkene op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat [betrokkene 1] voor de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats] minder huur is gaan betalen in de periode dat zij de hennepplanten water gaf.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, het volgende in:
"De veroordeelde legt op vragen van de voorzitter een verklaring af inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik had de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats] verhuurd aan [betrokkene 1]. In eerste instantie bedroeg de huur die [betrokkene 1] aan mij diende te betalen € 800,- per maand. In de periode dat de hennepkwekerij in die woning gevestigd was, betaalde [betrokkene 1] € 200,- per maand voor de huur van de woning. In ruil voor die lagere huur gaf [betrokkene 1] de hennepplanten water. [Betrokkene 1] kreeg € 1.500,- per geslaagde oogst. De huur die zij aan mij moest betalen, was al in dat bedrag verrekend. In dit bedrag dat [betrokkene 1] kreeg, zat ook de € 500,- die zij kreeg in ruil voor het bewateren van de planten."
2.2.2. Blijkens de bestreden uitspraak heeft het Hof hieromtrent het volgende overwogen en beslist:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de veroordeelde verklaard dat [betrokkene 1] geen huur hoefde te betalen voor de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats], nu die mevrouw als tegenprestatie de hennepplanten water gaf, en dat het hierdoor door haar gederfde bedrag op het genoten voordeel in mindering moet worden gebracht. Naar het oordeel van het hof heeft de veroordeelde echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat die [betrokkene 1] voor de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats] minder huur is gaan betalen in de periode dat zij de hennepplanten water gaf."
2.3. Het oordeel van het Hof dat de betrokkene op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat [betrokkene 1] voor de woning aan de [a-straat 1B] te [plaats] minder huur is gaan betalen in de periode dat zij de hennepplanten water gaf, is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat niet blijkt dat de betrokkene voor haar stelling nader bewijs heeft aangedragen alsmede dat de betrokkene enerzijds heeft verklaard over het betalen door [betrokkene 1] van € 600,- minder huur per maand in ruil voor het watergeven van de hennepplanten maar anderzijds over een vergoeding van € 1.500,- aan [betrokkene 1] per geslaagde oogst waarin niet alleen de te betalen huur maar ook een vergoeding van € 500,- voor het watergeven zouden zijn verrekend.
2.4. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 november 2009.