ECLI:NL:HR:2009:BI8148
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van de Hoge Raad inzake een aanvraag tot herziening van een veroordeling voor onttrekking van een minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest. De aanvraagster had verzocht om herziening van een arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2008, waarin haar cassatieberoep tegen een veroordeling door het Gerechtshof te Amsterdam was verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak waarvan herziening werd gevraagd, geen einduitspraak was in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit betekende dat de aanvraag niet-ontvankelijk was, omdat deze niet voldeed aan de vereisten voor herziening zoals gesteld in de wet.
De Hoge Raad heeft verder overwogen dat, zelfs als de aanvraag betrekking had op het arrest van het Gerechtshof, deze niet kon worden ontvangen. De aanvraagster had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die niet eerder bekend waren en die een herziening konden rechtvaardigen. De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening op grond van artikel 457 Sv, er sprake moet zijn van nieuwe, feitelijke omstandigheden die het ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest indien deze feiten eerder bekend waren geweest.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraagster niet had voldaan aan de eisen die de wet stelt voor een herziening en verklaarde de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak bevestigt de strikte eisen die aan herzieningsaanvragen worden gesteld en onderstreept het belang van nieuwe bewijsstukken in dergelijke procedures.