ECLI:NL:HR:2009:BI5741
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen verlof tot tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissing
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het Hof had verlof verleend tot tenuitvoerlegging van een vonnis van de United States District Court, Southern District of Florida, waarin de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden voor 'conspiracy to structure financial transactions'. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, omdat de uitspraak van het Hof niet kan worden aangemerkt als een 'vonnis' in de zin van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Hoge Raad stelt vast dat de veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' volgens de Cassatieregeling, en er is geen andere wettelijke basis voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, waarmee de eerdere beslissing van het Gemeenschappelijk Hof wordt bevestigd. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2009 door de Hoge Raad der Nederlanden, met als voorzitter J.P. Balkema en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth.