ECLI:NL:HR:2009:BI5741

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01484 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen verlof tot tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissing

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het Hof had verlof verleend tot tenuitvoerlegging van een vonnis van de United States District Court, Southern District of Florida, waarin de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden voor 'conspiracy to structure financial transactions'. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, omdat de uitspraak van het Hof niet kan worden aangemerkt als een 'vonnis' in de zin van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Hoge Raad stelt vast dat de veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' volgens de Cassatieregeling, en er is geen andere wettelijke basis voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, waarmee de eerdere beslissing van het Gemeenschappelijk Hof wordt bevestigd. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2009 door de Hoge Raad der Nederlanden, met als voorzitter J.P. Balkema en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth.

Uitspraak

30 juni 2009
Strafkamer
Nr. 08/1484 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 25 maart 2008, nummer H 41/08, in de zaak tegen:
[De veroordeelde], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende op [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. J.M. Sjöcrona, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het cassatieberoep is gericht tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba als bedoeld in art. 591 Sv Aruba, welke bepaling is opgenomen in titel IX 'Overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen' van het Zevende Boek inzake 'Enige rechtsplegingen van bijzondere aard'. Bij deze uitspraak heeft het Hof verlof verleend tot tenuitvoerlegging van het op 16 januari 2007 uitgesproken vonnis van de United States District Court, Southern District of Florida, waarbij de veroordeelde schuldig is bevonden aan "conspiracy to structure financial transactions", strafbaar gesteld in Title 18, United States Code, section 371, en veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van zestien maanden.
2.2. Ingevolge art. 10 in verbinding met art. 11, eerste lid, Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: de Cassatieregeling) staat - voor zover hier van belang - voor 'de verdachte' beroep in cassatie open tegen 'vonnissen' in 'strafzaken'. Een uitspraak als de onderhavige, waarbij het Hof verlof verleent tot tenuitvoerlegging van de buitenlandse rechterlijke beslissing, kan niet worden aangemerkt als een 'vonnis' in een 'strafzaak' in de zin van de Cassatieregeling, zoals ook de veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' als bedoeld in de Cassatieregeling. Enige andere bij Rijkswet gegeven bepaling op grond waarvan voor de veroordeelde beroep in cassatie tegen een uitspraak als bedoeld in art. 591 Sv Aruba open staat, ontbreekt (vgl. HR 27 januari 2004, LJN AN7640, NJ 2005, 42).
2.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat de veroordeelde niet kan worden ontvangen in het door hem ingestelde cassatieberoep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 juni 2009.