ECLI:NL:HR:2004:AN7640
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba en ontvankelijkheid van cassatieberoep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De veroordeelde, geboren in Aruba in 1945, was ten tijde van het bestreden vonnis gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba. Het Hof had verlof verleend tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing, namelijk een vonnis van de United States District Court, Southern District of Florida, waarin de veroordeelde schuldig was bevonden aan 'conspiracy to participate in a criminal enterprise through a pattern of racketeering activities'. De Hoge Raad oordeelde dat ingevolge de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba geen cassatie openstaat tegen een uitspraak waarbij het Hof van Justitie verlof verleent tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse beslissing. De Hoge Raad concludeerde dat de veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' in de zin van de Cassatieregeling, en dat er geen andere wettelijke bepalingen zijn die hem het recht op cassatie zouden geven. Hierdoor werd het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.