ECLI:NL:HR:2009:BI4060
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de strafbaarheid van rijden met een ingevorderd rijbewijs en de geldigheid van een Duits rijbewijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1977, was op 18 maart 2006 betrapt op het rijden met een motorrijtuig op de Rijksweg A16, terwijl zijn rijbewijs eerder was ingevorderd. De verdachte had een Duits rijbewijs, dat hij echter niet had laten registreren in Nederland, ondanks dat hij sinds 1983 in Nederland woonachtig was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte op basis van de Europese regelgeving recht had om met zijn Duitse rijbewijs te rijden, omdat dit rijbewijs geldig was tot 2014. Het Hof had echter verzuimd om een met redenen omklede beslissing te geven op het verweer van de verdachte met betrekking tot zijn strafbaarheid. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op straffe van nietigheid expliciet had moeten beslissen op het verweer van de verdachte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.