ECLI:NL:HR:2009:BI3761
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van belastingschulden bij successierecht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2004, betreffende een aanslag in het recht van successie na het overlijden van A op 6 december 1998. De aanslag, opgelegd ter zake van de verkrijging uit de nalatenschap van A, bedroeg ƒ 7.042.546 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad beoordeelt de vraag of de belastingschuld die voortvloeit uit artikel 20a, lid 6, letter f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, kan worden afgetrokken van de nalatenschap bij de bepaling van het successierecht. Het Hof had geoordeeld dat artikel 20, lid 3, letter b, van de Successiewet 1956 geen aftrek van deze belastingschuld toelaat, omdat er een recht op ontheffing kan worden verkregen. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de wetgeving niet toestaat dat belastingschulden van de nalatenschap worden afgetrokken als er een recht op ontheffing bestaat.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen van belanghebbende falen, omdat zij uitgaan van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge en de overige rechters, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.