ECLI:NL:HR:2009:BI3554

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01415
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 17 oktober 2007 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-Oost, locatie Maashegge' te Overloon, heeft beroep in cassatie ingesteld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J.D. van Doleweerd, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn voor de inzending van de stukken met twee dagen is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden arrest vernietigd moest worden, maar enkel wat betreft de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van vijf jaren naar vier jaren en negen maanden, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van de te late inzending van de stukken door het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond, niet alleen een schending van de rechten van de verdachte inhield, maar ook een noodzaak tot vermindering van de opgelegde straf met zich meebracht. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van een overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen.

De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

12 mei 2009
Strafkamer
Nr. 08/01415
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2007, nummer 20/000019-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in Penitentiaire Inrichting "Zuid-Oost, locatie Maashegge" te Overloon.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn voor de inzending der stukken met twee dagen is overschreden en tot vernietiging van het bestreden arrest wegens overschrijding van de termijn voor de behandeling van een strafzaak in cassatie, doch slechts ten aanzien van de opgelegde straf en tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsvrouwe mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 mei 2009.