ECLI:NL:HR:2009:BI1508
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Werkgeversaansprakelijkheid voor psychische schade in het arbeidsrecht
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen na een eerdere verwijzing, staat de werkgeversaansprakelijkheid voor psychische schade centraal. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft ABN AMRO BANK N.V. aangeklaagd voor schadevergoeding in verband met psychische schade die hij zou hebben geleden tijdens zijn werk. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 11 maart 2005, waarin het gerechtshof te Amsterdam op 10 juli 2003 een eerdere uitspraak had vernietigd en de zaak had verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Na een aantal memoriewisselingen en een mondelinge behandeling heeft het hof op 16 februari 2007 het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2002 vernietigd voor zover het de vordering van de eiser tot vergoeding van de kosten van repatriëring afwees. Het hof heeft ABN AMRO veroordeeld om de kosten van repatriëring van de eiser, ter hoogte van € 7.969,50, te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. Dit eindarrest is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht.
De eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de eiser en veroordeelt hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ABN AMRO zijn begroot op € 1.271,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in een openbare zitting op 5 juni 2009.