ECLI:NL:HR:2009:BI1423
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie leidt tot strafvermindering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2009 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 12 september 2006 was gewezen. De verdachte, geboren in 1961 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.E. van der Werf, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de opgelegde straf en tot vermindering naar de gebruikelijke maatstaf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar één jaar en tien maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.