ECLI:NL:HR:2009:BH8840
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van noodverordening en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 26 maart 2007 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1957, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. R.M.J. Schoonbrood, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. De klacht die als middel is aangeduid, voldeed niet aan deze vereisten, waardoor deze onbesproken moest blijven. De overige middelen konden ook niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Ondanks deze overschrijding, oordeelde de Hoge Raad dat er geen aanleiding was om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad besloot uiteindelijk het beroep te verwerpen.
Dit arrest is uitgesproken op 26 mei 2009 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.