ECLI:NL:HR:2009:BH7860
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevordering na fraude en de eisen aan cassatiemiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil tussen [eiser] en N.V. Subaru Benelux. De zaak begon met een dagvaarding door Subaru op 27 oktober 2004, waarin zij vorderingen instelde tegen [eiser], Bani Motors B.V., Niba Rotterdam B.V. en [betrokkene 1]. Subaru vorderde onder andere een bedrag van € 22.014.799,-- en € 680.534,--, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeling in de proceskosten. De rechtbank Rotterdam heeft op 3 mei 2006 de vorderingen toegewezen, maar dit vonnis werd door Bani, [eiser] en [betrokkene 1] bestreden in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 24 januari 2008 het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het de vordering tegen [betrokkene 1] betrof, en de vordering tegen [eiser] bekrachtigd.
Na het arrest van het hof heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatiemiddelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,- voor salaris.