ECLI:NL:HR:2009:BH6426
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de definitie van regelmatig woon-werkverkeer in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een werknemer die in 2002 in Z woonde en in Q werkte, was opgelegd. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur deze, waarna het Hof het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde. De Minister ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of er sprake was van 'regelmatig woon-werkverkeer' zoals gedefinieerd in artikel 3.7 van de Wet IB 2001. Belanghebbende had in 2002 een werkkamer in zijn woning en reisde regelmatig naar zijn werkgever in Q. De Inspecteur had 5500 kilometer aan privégebruik van de auto toegerekend op basis van het regelmatig woon-werkverkeer. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van regelmatig woon-werkverkeer tussen de woning en de werkkamer in de woning, maar de Hoge Raad oordeelde anders.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarbij werd vastgesteld dat het zich begeven naar een werkkamer in de woning niet kan worden aangemerkt als 'reizen' in de zin van de wet. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de term 'woon-werkverkeer' in de belastingwetgeving, en verduidelijkt dat het begrip niet van toepassing is op reizen binnen de eigen woning.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het arrest is openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.