ECLI:NL:HR:2009:BH3193
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid derde uit hoofde van onrechtmatige daad bij wanprestatie van een contractspartij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder arrest van 30 september 2005. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een derde partij op basis van onrechtmatige daad, in het kader van wanprestatie door een contractspartij. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft cassatie ingesteld tegen de verwerende partijen, die werden bijgestaan door mr. D. Stoutjesdijk en mr. F.M. Ruitenbeek-Bart. De Hoge Raad verwijst naar het eerdere arrest waarin het cassatieberoep van de verwerende partijen tegen een uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Het hof te 's-Gravenhage heeft op 14 juni 2007 het vonnis waarvan hoger beroep bekrachtigd. De eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.207,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser.