ECLI:NL:HR:2009:BH2687
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en de rol van de pleitnota in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 07/11176 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 maart 2007, die betrekking had op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1965 en wonende te [woonplaats], werd bijgestaan door zijn advocaat mr. R.B.J.G. Baggen. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet inhoudt dat de raadsman het woord heeft gevoerd overeenkomstig de pleitnota van mr. B.J. de Deugd. Evenmin is gebleken dat het Hof heeft ingestemd met het verzoek van de raadsman om de pleitnota als herhaald en ingelast te beschouwen. Dit leidde tot de conclusie dat het middel, dat ervan uitgaat dat de raadsman het standpunt van de pleitnota heeft vertolkt, feitelijke grondslag mist.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en het te betalen bedrag vastgesteld op € 130.000,-. De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 135.000,-. De overige middelen tot cassatie konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is openbaar gemaakt op 7 april 2009.