ECLI:NL:HR:2009:BH1457

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12444
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf door de Hoge Raad wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden', had beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof, dat op 17 september 2007 had geoordeeld over zijn straf. De advocaat van de verdachte, mr. R.A. Kaarls, had middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf, maar niet van de gehele uitspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, moest worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en bepaalde dat de nieuwe straf 23 maanden zou bedragen, met behoud van de voorwaardelijke straf en proeftijd.

De Hoge Raad oordeelde verder dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en dat er geen andere gronden waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

31 maart 2009
Strafkamer
Nr. 07/12444
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 17 september 2007, nummer 21/000076-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haaglanden, locatie Zoetermeer" te Zoetermeer.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. Kaarls, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis.
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 23 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 31 maart 2009.