ECLI:NL:HR:2009:BG9081
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over persoonsgebonden aftrek en onderhoudsplicht voor jongmeerderjarig kind
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2002. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarop belanghebbende een verweerschrift en incidenteel beroep heeft ingediend.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de kosten voor het levensonderhoud van een jongmeerderjarig kind, dat bij de belanghebbende woont en geen recht heeft op studiefinanciering of kinderbijslag, als uitgaven voor levensonderhoud kunnen worden aangemerkt. De dochter van belanghebbende had in de eerste drie kwartalen van 2002 inkomsten uit arbeid en een vergoeding van haar opleiding, maar geen recht op financiële ondersteuning van de overheid. Belanghebbende heeft zijn dochter grotendeels onderhouden, wat in geschil was bij het Hof.
Het Hof heeft geoordeeld dat de kosten voor het onderhoud van de dochter als uitgaven voor levensonderhoud kunnen worden aangemerkt, wat de Hoge Raad bevestigt. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende zich in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van deze uitgaven. Het incidentele beroep van belanghebbende wordt niet behandeld, omdat het enkel was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, wat niet het geval is. De Hoge Raad verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond en legt geen proceskosten op aan de Staatssecretaris.