ECLI:NL:HR:2009:BG6489
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en de opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten
In deze zaak gaat het om de verzoeker, die in het verleden onder de schuldsaneringsregeling viel. De rechtbank 's-Gravenhage had op 27 juli 2005 de definitieve toepassing van deze regeling uitgesproken. Op 12 maart 2007 deed de rechter-commissaris een voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarna de mondelinge behandeling op 19 april 2007 plaatsvond. De rechtbank beëindigde de schuldsanering op 26 april 2007 en bepaalde dat de verzoeker in staat van faillissement zou verkeren, mocht deze uitspraak kracht van gewijsde krijgen. De rechter-commissaris verzocht vervolgens om opheffing van het faillissement, wat op 15 mei 2008 door de rechtbank werd toegewezen. De verzoeker ging in hoger beroep tegen deze beschikking bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de curator het hoger beroep bestreed. Het hof bekrachtigde op 17 juni 2008 de beschikking van de rechtbank. Hierna stelde de verzoeker cassatie in tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad, onder leiding van voorzitter A. Hammerstein, heeft het cassatieberoep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het arrest werd op 6 februari 2009 openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.