ECLI:NL:HR:2009:BG6455
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 10 van de Successiewet op verkrijgingen uit nalatenschap
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 in het kader van een aanslag in het recht van successie. De belanghebbende, X1, heeft een aanslag ontvangen naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van zijn vader, die in 2002 overleed. De aanslag was gebaseerd op een belastbare verkrijging van € 125.358. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. De Rechtbank te Haarlem heeft in een eerdere uitspraak de aanslag verminderd, maar het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtshandelingen die hebben geleid tot de verkrijging door de belanghebbende onder de reikwijdte van artikel 10 SW vallen. De Hoge Raad oordeelt dat de aanvaarding van het legaat en de uitvoering van de testamentaire last door de vader van belanghebbende, die in gemeenschap van goederen was gehuwd, hebben geleid tot een verkrijging die geacht wordt krachtens erfrecht te zijn geschied. Dit betekent dat de aanslag in het recht van successie terecht was opgelegd.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het ook heeft overwogen dat de wet geen mogelijkheid biedt om eerder betaalde successierechten in mindering te brengen op het thans verschuldigde recht. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 19 juni 2009 door de vice-president en andere raadsheren.