ECLI:NL:HR:2009:BG5619
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake strafzaak met onvoorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 17 januari 2007 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1968, die in cassatie is gegaan tegen een eerder vonnis. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, heeft middelen van cassatie ingediend, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de strafmotivering met betrekking tot de (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet onbegrijpelijk is en geen verbazing wekt. De Hoge Raad oordeelt dat de ingediende middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.