ECLI:NL:HR:2009:BG4831
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over medeplichtigheid bij afdreiging en de uitleg van artikel 48 Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor medeplichtigheid aan afdreiging, waarbij hij informatie, aanwijzingen en adviezen had gegeven aan medeverdachten die betrokken waren bij het plegen van het misdrijf. De verdachte stelde dat zijn hulp niet als medeplichtigheid kon worden aangemerkt, omdat de door hem verstrekte adviezen niet onder inlichtingen zouden vallen die het delict konden ondersteunen. Het Hof had echter vastgesteld dat de verdachte tijdens een telefoongesprek op 9 september 2003 op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten en hen daarbij had geholpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte behulpzaam was geweest bij het misdrijf, en dat de klacht van de verdachte over de uitleg van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht op een onjuiste rechtsopvatting berustte. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd benadrukt dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat de motivering van het Hof voldoende was om de bewezenverklaring te ondersteunen. De uitspraak bevestigt de reikwijdte van medeplichtigheid en de interpretatie van de relevante artikelen in het strafrecht.