ECLI:NL:HR:2009:BG4220
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Jeugdzaak over redelijke termijn en strafkorting
In deze zaak, die op 6 januari 2009 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betrof een verdachte, geboren in 1988, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwegein'. De verdachte had cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf in de mate die de Hoge Raad goeddunkt. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, maar vernietigde de bestreden uitspraak uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie. De jeugddetentie werd verminderd tot 77 dagen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad beoordeelde ook het vierde middel, dat stelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de cassatiefase was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden en dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een verdere vermindering van de opgelegde jeugddetentie met 84 dagen. De uitspraak benadrukte het belang van de redelijke termijn in strafzaken, vooral in zaken die jeugdigen aangaan.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en besloot de zaak overeenkomstig de overwegingen in het arrest.