ECLI:NL:HR:2009:BG4220

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10999 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over redelijke termijn en strafkorting

In deze zaak, die op 6 januari 2009 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betrof een verdachte, geboren in 1988, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwegein'. De verdachte had cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf in de mate die de Hoge Raad goeddunkt. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, maar vernietigde de bestreden uitspraak uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie. De jeugddetentie werd verminderd tot 77 dagen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad beoordeelde ook het vierde middel, dat stelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de cassatiefase was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden en dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een verdere vermindering van de opgelegde jeugddetentie met 84 dagen. De uitspraak benadrukte het belang van de redelijke termijn in strafzaken, vooral in zaken die jeugdigen aangaan.

Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en besloot de zaak overeenkomstig de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

6 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/10999 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 10 november 2006, nummer 21/004294-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Utrecht, locatie Nieuwegein" te Nieuwegein.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf in de mate die de Hoge Raad goeddunkt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde
middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak - waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast - uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde jeugddetentie van 84 dagen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie;
vermindert deze in die zin dat deze 77 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 januari 2009.