ECLI:NL:HR:2009:BB3463

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43562
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van omzetbelasting voor buiten de EU gevestigd reisbureau

In deze zaak gaat het om een buiten de EU gevestigd reisbureau dat all-inclusive reizen naar Nederland aanbiedt, zonder een vaste inrichting in Nederland. De belanghebbende, die optreedt in eigen naam en voor eigen rekening, heeft verzocht om teruggaaf van de in Nederland betaalde omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001. Dit verzoek werd aanvankelijk afgewezen door de Inspecteur, maar na bezwaar werd de uitspraak van de Inspecteur door het Hof vernietigd en werd gedeeltelijk teruggaaf verleend.

De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij drie middelen zijn voorgesteld. De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en er zijn conclusies van repliek en dupliek ingediend door de belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën. De Advocaat-Generaal W. de Wit heeft op 28 juni 2007 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak van het Hof en de Inspecteur.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en gelast dat aan de belanghebbende een bedrag van ƒ 35.235,31 (€ 15.989,09) aan omzetbelasting wordt terugbetaald. Tevens is de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van de belanghebbende. Het arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.

Uitspraak

nr. 43.562
15 mei 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] , Zwitserland (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 augustus 2006, nr. 03/02522, betreffende een beschikking inzake teruggaaf van omzetbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001. Dit verzoek is door de Inspecteur bij beschikking van 13 december 2002 afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en gedeeltelijk teruggaaf verleend.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Op 28 juni 2007 heeft de Advocaat-Generaal W. de Wit geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van 's Hofs uitspraak en de uitspraak van de Inspecteur, alsmede te gelasten dat aan belanghebbende teruggaaf van omzetbelasting wordt verleend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen slagen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 43569 uitgesproken arrest van de Hoge Raad. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, alsmede de uitspraak van de Inspecteur,
gelast dat aan belanghebbende een bedrag van ƒ 35.235,31 (€ 15.989,09) aan omzetbelasting wordt terugbetaald,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 422, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1932 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.