ECLI:NL:HR:2009:AZ7994
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot invordering van omzetbelasting bij onttrekking van goederen tijdens grensoverschrijdend douanevervoer
In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van de Nederlandse douane om omzetbelasting te heffen bij de onttrekking van goederen aan het douanetoezicht tijdens grensoverschrijdend douanevervoer. De belanghebbende, X B.V.B.A. uit België, had op 10 juli 2001 aangifte gedaan voor extern communautair douanevervoer van goederen, maar deze goederen werden op 11 juli 2001 gestolen in Nederland. De Belgische douane had de belanghebbende eerder om bewijs van beëindiging van de douaneregeling gevraagd, maar dit kon niet worden geleverd. De Nederlandse douane startte vervolgens een invorderingsprocedure en zond op 8 oktober 2002 een uitnodiging tot betaling van omzetbelasting naar de belanghebbende.
Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de bestreden uitspraak vernietigd, maar de Hoge Raad oordeelt in cassatie dat de Nederlandse douane bevoegd was om de omzetbelasting te heffen. De Hoge Raad stelt vast dat artikel 450ter van de Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek geen beperking stelt aan de bevoegdheid van de lidstaat waar de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof wordt bevestigd. De proceskosten worden niet toegewezen.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 13 maart 2009 door een meervoudige kamer, onder leiding van vice-president D.G. van Vliet, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van douanerechten en de verantwoordelijkheden van douaneautoriteiten in grensoverschrijdende situaties.