ECLI:NL:HR:2008:BG3522
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake profijtontneming en overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1983, de verplichting was opgelegd om een bedrag van € 7.470,- aan de Staat te betalen. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van het te ontnemen bedrag. De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden uitspraak vernietigd, met als gevolg dat het te betalen bedrag is verminderd naar € 7.096,-. De Hoge Raad heeft tevens geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in de cassatiefase is overschreden. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de aandacht vestigt op de noodzaak van een redelijke termijn in juridische procedures en de gevolgen daarvan voor de hoogte van opgelegde betalingsverplichtingen.